Uganda 2007


In april 2006 ging een Art for All team opnieuw naar Oeganda om daar in samenwerking met verschillende organisaties een kinderfeest op te zetten.

We zitten op een stoepje tijdens de lunchpauze met een banaantje en een flesje water. Even uitblazen en wat eten. Ik kijk naar een twintig tal kinderen aan de andere kant van het hek. Hun smerige vingers door het gaas geprikt. Ze zeggen niets, kijken alleen maar. Alleen maar kijken. Zou de wereld altijd verdeeld blijven in mensen die tot zich nemen en mensen die toe kijken? Mensen die eten en mensen die zouden willen eten? Hun buikjes zijn bol met een uitpuilende navel, hongeroedeem of wormen, of allebei. Mijn banaan geven heeft geen zin want dan staan er over een uur tweehonderd. Ik heb ook geen trek meer in mijn banaan. Hopen dat een geit hem vindt.

Ons Art for All team bestaat uit Wim en Jenny Engels en Guy Opdekamp uit België plus Suzanne Visscher en Joke Timmer uit Nederland. We vertrekken op 23 april vanuit Zaventem, bepakt als kamelen met vele kilo’s verf, kwasten, papier en andere frutselen, richting Noord-Oeganda. We werken samen met drie verschillende organisaties: World Vision, War Child (Holland) en SOS kinderdorp. We gaan drie weken schilderen, spelen en feestvieren met kinderen en jonge mensen die al hun energie tot nu toe gestopt hebben in overleven.

World Vision
De eerste week zijn we in World Vision, de plek waar gevluchte kindsoldaten worden opgevangen. Er zijn momenteel kinderen van alle leeftijden. Jonge tienermoeders met baby’s en kleutertjes. Een groot deel van deze kindjes is verwekt in de bush, tijdens gevangenschap. Deze jonge vrouwen krijgen les in naaien en brood bakken. Zo worden ze geholpen hun leven weer op te bouwen en een inkomen te verdienen voor zichzelf en hun kinderen. We schilderen met een honderdtal kids. De trots over wat ze presteren is moeilijk te beschrijven zonder theatraal te worden. Als de kinderen eenmaal op weg geholpen zijn en de eerste kleuren staan op papier, gaat het vanzelf. Ze genieten. Schilderen met kinderen is genieten.

De stad Gulu
Aan het eind van de middag wandelen we door de stad naar huis. We zien een man met een bosje levende kippen aan het stuur van zijn fiets en een ander met een mekkerende geit onder zijn snelbinder. Overal in Gulu is markt. Iedereen verkoopt, maar wie koopt? Onderweg eten we chapati, een in olie gebakken pannenkoekje, plus een portie geitenvlees. Gymnastiek voor je kaakspieren. Allemensen wat is het taai! Dit is Afrika.

Toen we Gulu voor het eerst binnen reden viel me de verandering op vergeleken met twee jaar geleden. De oorlogssfeer is weg. Er wordt gebouwd. In plaats van duizenden nightcommuters (kinderen die ‘s nachts veiligheid zoeken in de stad vanwege de rebellen) zijn het er een paar honderd. De vreselijke verhalen spelen nog steeds. Het kamermeisje van ons hotel vertelt over haar ouders. “Ik was twaalf jaar toen ik met mijn kleine zusje uit school kwam. Onze hut was verbrand en ook mijn ouders waren verbrand en zo klein verbrand.” Ze wijst met haar handen de maat van een schoenendoos. ”We konden hen niet eens begraven. Mijn man is twee jaar geleden vermoord door rebellen.” Ze heeft een kindje en ze staat er weer alleen voor.

SOS kinderdorp
Vrijdag gaan we naar SOS kinderdorp. Niet wetende wat ons daar te wachten staat hebben we op geluk een tas met spullen bij elkaar gezocht. Er staan veel meer kinderen op ons te wachten dan we hadden voorzien. Te weinig spullen dus. Ongeveer honderd kinderen worden over drie tenten verspreid. We verdelen zo eerlijk mogelijk papier, kwasten en verf. Op de top van mijn tenen balanceer ik tussen de bordjes verf en de beentjes en armpjes van de kindjes op de grond. Door de concentratie vergeten ze bijna adem te halen, maar het resultaat van die ochtend is ontroerend mooi. Tegen elf uur is de ruimte bezwangerd van de pieslucht. Mijn broek is onherkenbaar door de verf en het rode zand. Een kindje leunt tegen mij aan. Heerlijk wurm, toe dan maar, als je bij me op schoot wil zitten! Die middag doen we spelletjes met de kinderen. Spelen die er op gericht zijn dat je alleen resultaat bereikt als je goed samen werkt. Je leert dat je elkaar weer kunt vertrouwen. Laat je maar vallen, je vrienden vangen je op. De pret kan niet op.

Ik realiseer me als ik naar deze pretmakende bende kijk, dat deze SOS kinderen de kinderen zijn waar geen plaats meer voor is. De overkinderen. Geen ouders, of ouders die de vaak ernstig zieke of mismaakte kinderen niet meer willen hebben. Ex kindsoldaatjes die te moeilijk zijn om te hanteren, of waar geen dorp, vrienden of familie meer van bestaat. Het is aan de kinderen te merken dat ze zich dat bewust zijn. Ze zijn druk, soms moeilijk en vragen enorm veel aandacht. Ik heb eindeloze bewondering voor de bekwame sterke staf.

Beatrice
We werken de komende week weer vier dagen bij de kinderen en de jonge moeders van World Vision. Ik ben diep onder de indruk van Beatrice. Een trots lang meisje met een verminkt gezicht. Oren, neus en lippen zijn afgesneden. Ze verbergt zichzelf niet. Ze volgt de naaisteropleiding.

In 2005 was Beatrice, met nog vijf andere vrouwen uit haar dorp, aan het werk in het veld. De rebellen doodden de vijf andere vrouwen, maar wilden Beatrice in leven laten omdat ze hoog zwanger was. Een zwangere vrouw doden betekent dat in jouw familie de vrouwen en de baby’s tijdens bevallen zullen sterven, aldus het Acholi geloof. Dus hebben de rebellen haar zo verminkt, dat ze tijdens de vlucht op weg naar huis zou doodbloeden. Ze werd door dorpsgenoten net op tijd gevonden en onmiddellijk naar World Vision gebracht. Beatrice werd vele malen geopereerd in Kampala en haar pijn moet onbeschrijfelijk zijn geweest. Haar man wilde haar niet terug, want dit is niet de vrouw die hij trouwde. Haar baby kwam gezond ter wereld. Ze kon terug naar het World Visionkamp en daar ontmoette ze de man die haar zo verschrikkelijk heeft verminkt. Ze herkende hem gelijk. Hij ontkende bij hoog en bij laag elke betrokkenheid. Hij werd overgeplaatst naar een ander kamp. Na lange gesprekken gaf hij toe: “Ja ik heb haar verminkt, maar mijn meerderen zouden mij hebben vermoord als ik niet had gehoorzaamd. Ik werd gedwongen.” Het is een lange weg geweest voordat Beatrice aan de verwoester van haar leven een hand kon geven en kon zeggen: “ik kan en ik wil je vergeven.” Ik schrijf dit even zo makkelijk neer, maar het moge duidelijk zijn dat vergeven bovenmenselijke inspanning kost.

Pagak kamp
De derde week van ons verblijf is gereserveerd voor het IDP (Internaly Displaced Persons) Pagak kamp. Zeventienduizend vluchtelingen opeen gepakt in hutjes, omringd door soldaten van het regeringsleger. De leiding heeft een groep van iets meer dan honderd kinderen tussen de tien en achttien jaar geselecteerd waarmee we zullen werken. Nog nooit heb ik zulke gemotiveerde kids meegemaakt. Feest om mee te werken. En wat een schitterend resultaat voor kinderen die nog nooit eerder hebben geschilderd. Wat kunnen ze ongegeneerd gelukkig zijn met zichzelf, als ze iets moois hebben gemaakt! Ja, dat werkt genezend.

Ze houden mijn hand vast, ze steken samenzweerderig hun duim naar me op. Dat hebben wij samen toch maar eventjes gepresteerd. Wat een potentieel als ze de kans zouden krijgen! Ze mochten muurschilderingen maken op de muren van een nieuw gebouwtje. Banken op elkaar gestapeld. Daar boven op, hoog in de lucht tegen de muur geplakt in een gek standje, mochten ze elkaars silhouet omtrekken. Het is schitterend geworden en de kinderen kijken intens trots naar het resultaat. Wat er verder ook in hun leven zal gebeuren, op deze weken kunnen ze voldaan terug kijken en dat is mooi meegenomen.

In het kamp heerst honger en dat zie je vooral aan de kleintjes. Overal naakte, of bijna naakte smerige kindjes met enorme ogen, bolle buikjes en stakige pootjes. Ze zwerven om je heen als vliegen.Waar je ook kijkt, het houdt niet op. Er is een avondklok. Van vijf uur ‘s middags tot acht uur ‘s morgens mogen de mensen niet buiten het kamp komen. Als ze het wel doen worden ze zonder pardon neergeknald door het regeringsleger. Zes maanden geleden had een jongen een afspraak met een meisje buiten het kamp na de avondklok. Hij is zo doodgeschoten. Toen de familie de volgende morgen navraag deed, schoten de soldaten zes van hen neer. Het kamp is machteloos en leeft in angst. Ze kunnen geen baan in de stad nemen, omdat ze nooit op tijd terug kunnen zijn. De verveling drijft de mensen tot onverantwoord seksueel gedrag en het laat zich raden wat de gevolgen zijn.

De grote parade
De laatste dag, zaterdag, is het feest. Vanuit Gulu zijn we vertrokken met acht auto’s in konvooi vol met opgewonden kinderen van World Vision en SOS kinderdorp. Anderhalve kilometer voor Pagak worden de kinderen in de parade opgesteld met hun kunstwerk. Vlaggen, vaandels, vogels en vlinders aan stokken en grote zelfgeschilderde dierenhoeden. Acht droomstraten van wel tien meter lang worden op stokken gedragen. De muziek gaat voorop. Wat een schoonheid van kleur.

Vanuit Pagak is, onder leiding van Wim, de andere parade gestart. Je moet je het moment voorstellen waarop de twee parades al zingend elkaar ontmoeten. Ze maken ruimte om de muziek voorop te laten gaan en mengen zich daarna weer samen als één grote lange sliert, richting Pagak. “Aperi peri tumba. A mussa mussa mussa. Hollé, hollé.” Allemaal onzin, het betekent helemaal niets, maar het brult zo lekker uit honderden kinderkelen. Het geluid golft door de parade: “a mussa mussa mussa.” Van alle kanten komen de mensen tussen de hutjes vandaan om het binnenkomende spektakel te aanschouwen. Ze sluiten zich achter de rij aan en brullen mee. De pret kan niet op.

Dan komt het officiële gedeelte. De opening van het nieuwe gebouwtje met de bijbehorende toespraken. Onze Wim zou onze muzungu lapoya (dwaze witte man) niet zijn als hij niet alle plechtigheid doorbrak. De genodigde hoogwaardigheidsbekleders komen er niet onderuit. Zij moeten spelletjes doen. De kinderen vinden het prachtig. Heel veel vrouwen hebben samen heel, heel veel eten gekookt. Alle genodigden en alle kinderen van de parade mochten zoveel eten als ze wilden. Daarna waren de kinderen buiten het hek aan de beurt. Met hun handjes graaiden ze de rest uit de potten. Ons werk zit erop. We hebben veel gelukkige kindersnoeten gezien en bouwsteentjes gelegd voor hoop en verbetering.